Pleidooi voor naakte kunst

Geplaatst op vrijdag 16 april 2010 @ 20:31 , 2724 keer bekeken

bf3bf868c635c2d0dc0f19ceb6a7d80b.jpg

Naakt in de schilderkunst is een verworven goed: geen mens die nog aanstoot neemt aan een geolieverfd naakt. Voor de andere kunsten ligt dat enigszins anders. In fotografie en film, dans, theater, muziek, literatuur wordt naakt nog vaak met pornografie geassocieerd.

In onze cultuur hebben het naakte gezicht en de naakte handen een communicatiemonopolie. Andere lichaamsdelen worden niet geacht communicatief te kunnen zijn. Mijn stelling daartegenover is dat communicatie, zeker waar dat de individuele kern van een persoon betreft, evenzeer mogelijk – en noodzakelijk – is via andere lichaamsdelen dan gezicht en handen. Daarvoor is het nodig dat het taboe inzake het naakte lichaam definitief doorbroken wordt, eerst en vooral in de kunst.

Carla+van+de+Puttelaar+-+Untitled+1.jpg

Fotografie


Vooraleer het thema ‘naaktfotografie’ aan te vatten, eerst iets over fotografie zelf.
Foto’s zijn geheimzinnige dingen. Naakt01.jpgBijgaande foto (foto nr. 1) werd op een late zomerdag gemaakt. Het zwart-wit-negatief werd vervolgens ontwikkeld en een eerste keer afgedrukt. Daarna werd het nogmaals afgedrukt, maar nu vergroot en met enige correcties: de contrasten werden opgetrokken, sommige delen werden ‘tegengehouden’, andere delen werden ‘doorgedrukt’. Nadien werd deze vergroting ingescand op de computer, waarna er opnieuw correcties werden doorgevoerd, ditmaal om een correcte laserprint te verkrijgen. Het bestand van deze foto bevat 1.

88.366 bytes. Dat wil zeggen dat – computertechnisch gesproken – deze foto even veel informatie bevat als een tekst van 1.288.366 lettertekens. Als we dat even in boekbladzijden uitdrukken (30 regels van 60 tekens per bladzijde), dan krijgen we een boek van 715 bladzijden! In onze cyberwereld moeten we dus erkennen dat één beeld net zo veel informatie bevat als een boek van 715 bladzijden.

Elk mens krijgt tegenwoordig dagelijks honderden, zo niet duizenden beelden te verwerken, zonder nog rekening te houden met wat hij gewoon rondom zich ziet. Voortbouwend op de hierboven vermelde equivalentie, zouden we kunnen besluiten dat elk mens dagelijks enige tienduizenden bladzijden lectuur verslindt … Wat natuurlijk een onmogelijkheid is! Twintigduizend bladzijden op een jaar is reeds een getal dat voorbehouden is voor notoire veel-lezers. De meeste mensen komen niet verder dan drie- of vierduizend per jaar. Laat ons dus ophouden te zeuren over de beeldcultuur; de beeldcultuur brengt ons efficiëntie in de informatie-overdracht!

Probeer maar eens op schrift dezelfde informatie door te geven als besloten ligt in deze foto. Als je niet allereerst met een nauwkeurige beschrijving begint van wat er op de foto te zien is, mis je natuurlijk al een heel pak van de informatiekwaliteit. Bovendien kun je op schrift onmogelijk de verschillende manieren weergeven waarop de foto kan worden bekeken. En als je dan maar besluit om over de foto in het geheel niets te zeggen en je te beperken tot de achterliggende boodschap, stoot je natuurlijk weer op een volgende hindernis. Je merkt dan dat je met enkele woorden of zinnen in de verste verte de subtiliteit van de informatie in de foto niet kunt benaderen. Het is zelfs de vraag of je dat met een boek van 715 blz. zou kunnen … De enkele mensen die ik over de foto aansprak, hadden het reeds over zulke uiteenlopende interpretaties als tederheid, vertrouwen, antiracisme, enz.

Nochtans meen ik dat woorden en tekst een substantiële meerwaarde aan foto’s kunnen geven. Wie tot nog toe de foto als symbool van tederheid had beschouwd, is er door de voorgaande regel misschien toe gebracht ook eens een ander gezichtspunt in te nemen. En een ander gezichtspunt betekent winst, winst aan informatie! Natuurlijk heeft iedereen meteen opgemerkt dat de hand donkerkleuriger is dan de bleke schouder waarop de hand rust. Maar wie had reeds opgemerkt dat bovenaan in het midden een verloren lichtstraal enige haarpijlen accentueert?

Naaktfotografie

Zelf ben ik reeds meer dan tien jaar gefascineerd door het naakte menselijke lichaam. In mijn schaarse vrije tijd probeer ik het thema dan ook te benaderen via een kunstvorm waarvan ik tenminste de basistechnieken beheers, nl. de fotografie. Het lijkt me goed het thema naakt in te leiden vanuit enkele persoonlijke ervaringen.

Wat mij nooit geïnteresseerd heeft, is de klassieke naaktstudie: het spel van vormen en lijnen, van lichten en schaduwen enz. Dat is techniek. Die moet erbij zijn, maar kan nooit de essentie vormen. De essentie voor mij is en blijft de menselijke persoon.

Meer en meer ben ik eigenlijk alleen nog geïnteresseerd in mensen. Er was een tijd waarin ik mij toelegde op astronomie, op literatuur en filosofie. Maar tegenwoordig dragen al die zaken nog enkel mijn belangstelling weg als ik daarin de mens zie verschijnen, of liever nog: een mens, een concrete persoon voor wie ik belangstelling kan opbrengen, een mens die ik wil leren kennen.

Datzelfde geldt voor de fotografie. Nog steeds fotografeer ik wel eens een stadslandschap of een bloem, maar waar ik werkelijk tijd en energie wil insteken, is het kennismaken met mensen. Volledige mensen. Want wat me al snel irriteerde bij het maken van klassieke portretten, was dat ik veelal niet de mens maar wel de huismoeder, de werkman of de directeur fotografeerde. De kleren maken dan misschien wel de man, ze maken niet de mens. Om volledige toegang te krijgen tot die mens, moet hij naakt zijn.

«Zowel het zelfportret als het naakt zijn echte schildersuitvindingen. Het is het schouwspel van de mens in zijn meest essentiële vorm – van oog tot oog, van huid tot huid. Zonder omwegen, zonder tussenkomst. Het is zoals de mens zich, vol vertrouwen en in de mening verkerend onbespied te zijn, alleen aan de spiegel overgeeft.»

Gerrit Komrij

Dat is en blijft een hachelijke onderneming. Naast de onzichtbare maar zeer reële persoonlijke ruimte die ieder van ons voor zich reserveert (en waarin hij geen indringers duldt, behalve dan misschien enkele zeer vertrouwde personen), is ook onze kleding een vorm van bescherming, niet alleen tegen de kou, maar vooral tegen ongewenste indringers, tegen mensen in wie we niet het vertrouwen hebben dat ze geen misbruik zullen maken van de kennis die ze van ons zouden opdoen indien we ons bloot gaven. Zich bloot geven, zich ontkleden, zich naakt tonen vereist vertrouwen. En dat geldt ook voor de situatie tussen model en fotograaf.

Mijn persoonlijke ervaring is dat zo’n vertrouwen moet groeien. Iemand vragen om model te staan is één ding, iemand vragen om als naaktmodel te poseren is een ander. Voor iemand die niet met het thema bezig is, is het immers vaak moeilijk te vatten waar de fotograaf naartoe wil. De vermoedens dat er “oneerbare” verlangens meespelen, liggen dan ook voor de hand. Die liggen echter alléén voor de hand omdat er geen vertrouwen is tussen mensen en natuurlijk ook omdat wie naaktfotografie zegt, meestal onmiddellijk ook aan Playboy of erger denkt. Als het vertrouwen er echter eenmaal is, is het ontkleden zo gebeurd. Het is als een opluchting, een ‘eindelijk-kan-het’-gevoel. Telkens weer merk ik dat het ontkleden beantwoordt aan een diepe behoefte, een wens tot bevrijding.

«Het is geen gering moment voor een model – om naakt te poseren. Het heeft iets groots en het heeft tegelijkertijd, in al zijn natuurlijkheid, iets onnatuurlijks. Het zich uitkleden voor de kunst en dan een flinke poos voor de kunstenaar in je blootje blijven staan, het heeft iets zots en verwarrends. Voor het model – en voor de schilder die er in die situatie als eerste naar kijkt.» - Gerrit Komrij

Maar dan wordt het nog hachelijker. Tenzij de fotograaf de partner of een goede bekende onverwachts kan treffen (wat toch eerder de uitzondering is, zeker als het over naaktfoto’s gaat), moet de foto geënsceneerd worden. Het model vraagt richtlijnen, want het model heeft het verlangen er zo goed mogelijk op te staan. De fotograaf wil echter dat het model er zo echt mogelijk op staat, dat de foto iets toont. Daar gaan ontelbare vlees-foto’s aan vooraf: ontgoochelende prentjes waar eigenlijk alleen maar naakte huid op staat. De communicatie tussen model en fotograaf moet groeien; doorheen het werken ontstaat er een wederzijds begrip, een houding waardoor warmte ontstaat, een soort elektriciteit die in de lucht hangt (en die je trouwens bij iedere goede ontmoeting terugvindt) en die uiteindelijk voor één of twee foto’s zorgt waar ‘het’ op is te zien. Dat ‘het’ is ondefinieerbaar: het heeft te maken met wie het model is, maar ook met wie de fotograaf is. Het heeft te maken met een situatie uit het leven, met het boek dat laatst gelezen is, met de persoon die laatst geknuffeld is. Dat ‘het’ is dat wat de foto waard maakt om uit te vergroten en te tonen. Het geeft een rechtstreekse inkijk in de ziel, in de persoon van het model.

Dood en vergankelijkheid

Foto nr 2Doorheen de jaren heb ik een vrij omvangrijke collectie naaktfoto’s bij elkaar geraapt: uitgeknipt uit magazines, uit fotoboeken, reclamefolders enz. Op die foto’s is te zien hoe in onze cultuur het naakt meestal wordt gebruikt om sensualiteit, erotiek of seksualiteit te suggereren. Hoewel dat natuurlijk een belangrijk deel is van het menselijk leven, blijft het er uiteindelijk toch maar een deel van. Zelf probeer ik met naaktfotografie juist te komen tot een portrettering die verder gaat dan de erotiek of de seksualiteit. Dat is niet zo gemakkelijk, juist omdat die erotiek en seksualiteit al een heel stuk verder gaan dan het normale portret waarop iemand te zien is als een vakman, een kok, een schoolmeester, een wetenschapper of een politicus.

Het zijn dus zeker niet dat soort kwaliteiten die in een naaktfoto aan bod kunnen komen. In een naaktfoto komen dieper liggende aspecten van het menselijk bestaan aan bod: levenskracht, angst, hoop, sterfelijkheid, vrijheid enz. Het zijn vage, nietszeggende woorden als je ze neerschrijft. Het zijn woorden die ellenlange verhandelingen kunnen inspireren, die door de eeuwen heen filosofen hebben aangezet tot diepzinnige studies, maar eigenlijk kom je er maar iets van te weten als je ze in een mens geïncarneerd ziet. In een werkelijke mens, op een schilderij. Dat is toch wat kunst ons kan bijbrengen …

Foto nr. 2 is voor mij zo’n foto. Het is een foto zonder gezicht. Vaak kun je een model in eerste instantie geruststellen door te zeggen dat je foto’s maakt van het lichaam zonder het gezicht erbij. Want daar waar geklede mensen er meestal niet op tegen hebben dat je hun gezicht portretteert, is mijn ervaring dat ontklede mensen juist liever niet hun gezicht op de foto hebben. Daar komen we verder nog op terug. Daarnaast is het natuurlijk ook een typisch fotografische techniek om met een bepaalde compositie niet alleen iets te zeggen over wat op de foto te zien is, maar ook over wat er niet te zien is, nl. door het uitsnijden van het beeld. Focussen op een deel van het lichaam kan in die zin een vraag om aandacht zijn, een richten van de blik van de toeschouwer.

Toen het model dat voor foto nr. 2 heeft geposeerd, zich naakt aan mij toonde, had ik een gewaarwording die ik nadien nog heb gehad bij het maken van naaktportretten: mijn eerste gewaarwording toen was dat ik de dood zelve in het vizier had. Dat kwam zeker niet doordat het model zo oud of lelijk was; met de kwaliteiten van het lichaam of van de persoon zelf had dat m.i. eigenlijk helemaal niets te maken. Naaktportretten maken confronteert de fotograaf – en, bij uitbreiding, de kijker – op een ongelooflijk directe wijze met de vergankelijkheid van het menselijk lichaam. Vandaar de drang van veel naaktfotografen om door middel van oliën, belichting en het gebruik van zeer jonge modellen dit feit te verhullen. Wat mijzelf betreft, heb ik toen intuïtief gegrepen naar composities die zochten naar een vorm van overwinning van deze vergankelijkheid. Daarvoor moet je op zoek naar het in beeld brengen van niet lichaamsgebonden kwaliteiten, die echter toch via het lichaam tot uitdrukking kunnen worden gebracht. Kwaliteiten zoals warmte, liefde, geborgenheid.


Functie van de kledij

Begin september 1996 liep ik door de prachtige tentoonstelling ‘Kijken is bekeken worden’ in het Stedelijk Museum van Amsterdam. De tentoonstelling toonde werken uit de kelders van het museum, bijeengespaard en becommentarieerd door Gerrit Komrij. Het grootste en zeker het meest impressionante gedeelte van de tentoonstelling waren de portretten: zelfportretten, staatsieportretten, naaktportretten, dubbelportretten, groepsportretten. Een laatste citaat van Gerrit Komrij:

«De dame is maar een schijngestalte. Als de dame wordt uitgekleed, is ze vrouw. Hoe mondain ze op het doek ook wordt uitgedost, de schilder verliest de dood en het verderf in de dame geen moment uit het oog.»

Het is een stelling die ik al vaker heb gehoord: als de dame wordt uitgekleed, wordt ze vrouw, m.a.w. de kleren maken de dame. Mijn stelling is, zoals reeds gezegd, omgekeerd. De kleren maken de functie, de maatschappelijke rol. Het is juist dat als je een mens uitkleedt, het (dierlijk) soort-aspect naar voren treedt. Het is een van de functies van kleding om het feit dat we allen tot de ‘soort’ mens behoren, te verbergen. Kleding individualiseert ons: de blauwe overall maakt je tot arbeider, het maatpak tot directeur. De hele mode-industrie is erop gericht ons te doen geloven dat we onszelf door onze kleding kunnen uitdrukken. Dat is natuurlijk ook zo, maar toch slechts ten dele: door de kleding die je draagt, kom je nooit verder dan te zeggen: ik behoor tot de club van de liefhebbers van geel, of van wit/zwart, of van Coco Chanel, of van de joggers, of van de doe-het-zelvers, of van de aerobic-fans, … Via de kleding kom je onvermijdelijk opnieuw bij een soort-aspect terecht, weliswaar een cultureel (en dus door mensen) bepaald soort-aspect, maar uiteindelijk toch niet echt verder dan het soort-aspect waarmee je geconfronteerd wordt bij het naakte lichaam.

Datzelfde geldt voor erotiek. Natuurlijk is het zo dat het naakte lichaam steeds een erotisch aspect heeft, maar dat geldt m.i. a fortiori voor het geklede lichaam. Waar in moslimlanden vrouwen verplicht worden gesluierd op straat te komen, worden zij in feite herleid tot één brok erotiek en het is juist deze onaanvaardbare reductie van hun persoon die deze sluierplicht in onze westerse ogen zo barbaars maakt. Bovendien zal ieder die enige ervaring heeft met zomerstranden onmiddellijk erkennen dat een normaal strand (met ten dele ontklede mensen) tien keer erotischer is dan een naaktstrand. Zo is wat mij betreft een van kop tot teen in fladderende, kleurige doeken gewikkelde euritmiste ook tien keer erotischer dan een danseres die naakt op het podium verschijnt. Want het is juist dat naakte lichaam dat niet alleen een erotisch aspect in zich draagt, maar dat tegelijk toegang verschaft tot het individu. Maar eerst iets over theater.

Bernardo+Torrens-%E3%82%AB%E3%82%A4-17.j


Theater

Naar mijn oordeel zou elke acteur, danser of podiumkunstenaar naakt moeten optreden. Gekleed optreden zou slechts nog bij uitzondering mogen worden toegestaan, wanneer men iets heel specifieks daarmee wil zeggen. Een beetje de omgekeerde toestand van wat we nu kennen dus. Ik leg uit waarom.

Het Griekse theater werd – zoals genoegzaam bekend – door gemaskerde acteurs uitgevoerd. Het masker diende verschillende doeleinden. Ten eerste moest het uitdrukking geven van de rol die de acteur had te spelen. De rol primeerde op de persoonlijkheid van de acteur, dus moest die persoonlijkheid verborgen worden. De spanning die er steeds bestaat tussen het eigen gezicht van de acteur en de rol die hij speelt, was blijkbaar voor de oude Grieken onoverbrugbaar. Ten tweede kwamen bij die maskerade ook religieuze aspecten te pas. Met name ging het over het epifanisch vermogen: dat wat je als toeschouwer aankunt. In het oude Griekenland ging men ervan uit dat het menselijk gelaat zou verpulveren als dit de openbaringsplaats werd van het goddelijke. Daarom dus een masker. Pas vanaf het christendom (‘Christus is de icoon Gods’ zegt Paulus) kan het lichaam, resp. het aangezicht openbaringsplaats worden. In de icoonschilderkunst, waar alleen het aangezicht en de handen epifanisch vermogen hebben, werd hiermee heel bewust omgegaan: handen en aangezicht werden tijdens het schilderen steeds ‘uitgespaard gehouden’ en pas op het einde van het proces werden ze geschilderd. Dat was trouwens een meditatief gebeuren.

Zo gek en onmenselijk we het echter in de moderne tijd vinden dat acteurs gemaskerd moeten spelen, resp. vrouwen gesluierd op straat moeten komen, zo doodnormaal vinden we het dat zowel acteurs op het toneel als mannen en vrouwen op straat hun lichaam achter een masker verstoppen. Alleen op het strand is er variatie mogelijk op dit thema, maar ook daar blijkt dan een heel ‘geklede’ cultuur achter te zitten (zie Kaufmann). En eigenlijk is dat toch wel verwonderlijk. Blijkbaar is voor de moderne mens de spanning tussen het lichaam van een acteur (laten we het even bij toneel houden, hoewel de meeste van de volgende zaken bij uitbreiding ook gelden voor het maatschappelijk leven) en de rol die hij moet spelen, te groot om te overbruggen, net zoals dat bij de oude Grieken het geval was voor het gezicht van de acteur. Een ander argument zou kunnen zijn dat het menselijk lichaam zo veel epifanische kwaliteiten heeft, dat het slechts bij heel speciale momenten kan worden getoond.

Toch bestaat er een grote drang bij acteurs, dansers en regisseurs om in het moderne theater de mogelijkheden van het naakte lichaam te verkennen. Ten gevolge van de hoger genoemde ‘onoverbrugbaarheid’ wordt naakt echter meestal beperkt tot het zogenaamde ‘functionele’ naakt, d.w.z. naakt om erotiek uit te drukken, af en toe ook om onbeholpenheid of onschuld uit te drukken. Maar echt meespelen, zoals het gezicht dat tegenwoordig wél mag doen, mag het lichaam niet. Slechts heel zelden heb ik daarvan – en dan nog alleen in moderne dans(experimenten) – een glimp opgevangen.

De drang naar meer naakt heeft volgens mij twee redenen. Ten eerste is er in het theater de algemene tendens om de persoonlijkheid van de acteur minder en minder weg te willen dringen ten voordele van de ‘rol’ die hij speelt. En men is er zich blijkbaar van bewust dat de persoonlijkheid van de acteur zelf door het naakt-zijn inderdaad meer op de voorgrond treedt! Ten tweede is er het klassieke motief dat in alle kunstvormen meespeelt, nl. de schoonheid.

DEITY_IN_BLUE-1233844965l.jpg


De schoonheid van het naakte lichaam

«Naaktheid, dat is waarheid, schoonheid, het is kunst. […] Het edelste wat bestaat op het vlak van kunst, is het naakt. Deze waarheid, die door eenieder wordt erkend, wordt gevolgd door schilders, beeldhouwers en dichters. Alleen de danseres is ze vergeten, zij die zich daar juist des te meer van bewust zou moeten zijn, aangezien haar lichaam zelf het instrument is van haar kunst.» Aan het woord is Isadora Duncan, de Amerikaanse danseres (en gedurende korte tijd echtgenote van de Russische dichter Esenin) die in het begin van de twintigste eeuw geschiedenis maakte door haar overtuiging om naakt te dansen (wat in het begin niet verder ging dan blote voeten!).

Het gaat hier over de schoonheid van het menselijk lichaam. Ik versta daaronder de schoonheid die ontstaat wanneer het lichaam spreekt, zoals ook een gezicht pas schoon kan worden als het spreekt (versta me niet verkeerd: het gaat hier niet over het spreken van woorden, het gaat hier over het zich uitdrukken). Die schoonheid, waar beeldende kunstenaars, fotografen inbegrepen, zich al eeuwen van bewust zijn, moet blijkbaar nog veroverd worden door de kunst van theater en dans (twee kunstvormen trouwens die de laatste tijd meer en meer naar elkaar toegroeien: het woord komt in beweging en de beweging zoekt het woord; zo komen ze beide in beeld). Nog steeds wordt immers voor elke toneel- of dansvoorstelling een massa geld uitgegeven aan kostuums die uiteindelijk toch maar een zeer eenzijdige functionaliteit hebben, vergelijken bij de oneindige veelzijdigheid van het naakte lichaam zelf.

Het is evident dat aan mijn stelling dat echt toneel (of dans) slechts mogelijk is met naakte uitvoerders, een hele scholing moet voorafgaan. En dan kom ik terug op mijn vaststelling dat naaktmodellen vaak liever hun gezicht niet mee op de foto hebben. Dat komt niet door valse schaamte. Dat komt omdat het een verdomd lastig karwei is zich te concentreren op de taal die het lichaam spreekt. De meest gekke (en niet bepaald fotogenieke) gezichtsuitdrukkingen gaan gepaard met die concentratie. Omgekeerd zal het ook wel zo zijn dat acteurs die zich op hun gezichtsuitdrukking concentreren en op de gebaren die ze met hun (aangeklede) armen en benen moeten uitvoeren, liever niet hebben dat ook hun lichaam nog eens aan ieders blik wordt blootgesteld. Bij dansers, die zich moeten concentreren op hun lichaam, heb ik me altijd al gestoord aan die neutrale gezichtsuitdrukking en ‘blik op oneindig’ die er blijkbaar bij vele bewegingskunstenaars bijhoort. Mijn groot respect voor naaktmodellen en naaktdansers betreft dan ook juist die coördinatie, die eenheid in uitdrukking die zij moeten zien te bereiken en die als vanzelfsprekend kwaliteitscriterium voor hun uitvoering geldt. Bij het openslaan van de Playboy wordt je dat onmiddellijk duidelijk: hoe vaak staan hier geen foto’s in van mensen wier lichaam erotiek suggereert, maar wier gezicht op afwezig staat. Zij zouden beter een masker dragen. En misschien geldt hetzelfde voor acteurs en dansers die zich willen oefenen in het naakt: een masker in het beginstadium, tot men een fase heeft bereikt waarin de concentratie zo hoog is dat het gehele menselijke wezen doorheen zijn materiële instrument kan spreken.

Daarnaast geldt natuurlijk ook de scholing voor het publiek. Het lichaam blijkt immers een schat aan epifanische kwaliteiten te bevatten, waardoor je als toeschouwer verplicht wordt de taal van het naakte lichaam te leren verstaan. Hiertoe probeer ik een eerste aanzet te geven.

_DSC8620_2.jpeg

De taal van het naakte lichaam

Ik kom hiervoor terug op mijn stelling dat het (naakte) lichaam toegang verschaft tot de individualiteit van de naakte persoon. Het is niet gemakkelijk toegang te krijgen tot andermans identiteit. Dichters allerhande hebben vaak beweerd dat een bepaald lichaamsdeel (“het oog is de spiegel van de ziel”) meer dan andere geschikt is om tot iemands identiteit door te dringen. Zonder te willen terugkomen op de eeuwenoude discussie of ’s mensen ziel zich al dan niet in de pijnappelklier bevindt, kunnen we heden ten dage toch met gerust gemoed zeggen dat die ziel – men noeme het persoonlijkheid, identiteit, individualiteit of geestelijke kern – van een heel andere kwaliteit is dan het lichaam, dat die met andere woorden niet materieel op te vatten is en dus ook niet in de materie moet gezocht worden. Nochtans is de materie, het lichamelijke het meest voor de hand liggende, het meest toegankelijke, het rechtstreeks waarneembare. Daarom zal wie de geestelijke werkelijkheid echt serieus neemt, zijn aandacht in eerste instantie (en veel meer en zorgvuldiger dan zogenaamde materialisten) op het materiële en het lichamelijke richten. Er is immers echt niet veel geesteswetenschap voor nodig om in te zien dat het de geest is die de materie vormt (vormkrachten) en er zich in uitdrukt (zielenkrachten). Eenmaal dit inzicht gevat, is het maar één stap verder om in te zien dat ’s mensen individuele geestelijke kern zich uitdrukt in zijn lichaam, en heus niet alleen in zijn ogen, zijn handen of zijn lippen …

De kernvraag is natuurlijk waar je op moet letten. Wat spreekt er doorheen het naakte lichaam dat mij dichter bij de individuele kern van de acteur of het gefotografeerde model brengt? Mijn eerste reactie op die vraag is dat er geen woorden voor zijn. Elke uitspraak in de trant van ‘het zijn de huidplooien die iets vertellen’ of ‘let eens op de textuur van die elleboog’ dreigt in zijn tegendeel om te slaan, nl. in een houding waarbij inderdaad louter aan het oppervlak als het ware iets zou kunnen worden afgelezen, zoals een chiromanticus je toekomst afleest uit de lijnen in je handpalm.

Laat ons ter inleiding van dit vraagstuk beginnen bij iets waarvan ik mag veronderstellen dat iedereen er zich een voorstelling van kan vormen: het genre van foto’s zoals die in Playboy verschijnen (of neem voor mijn part Playgirl; het komt op hetzelfde neer). Zoals reeds betoogd trachten de fotografen voor zo’n publicatie vooral de erotiek, de sensualiteit in beeld te brengen. Erotiek is natuurlijk iets algemeen menselijks, vaak iets wat we ondergaan, soms iets wat we zelf teweegbrengen. Het wordt interessant als je je gaat afvragen waarom die fotografen niet elke maand hetzelfde model ten tonele voeren. Als het er slechts om zou gaan erotische gewaarwordingen te wekken, zou één model toch moeten volstaan!? Eventueel met maandelijks wisselende poses, attributen en kleding.

Het antwoord is natuurlijk bijna de evidentie zelf: niet elk model is even erotisch. Daarmee bedoel ik niet at er een reële of ingebeelde schaal zou bestaan waarop je modellen zou kunnen afmeten van weinig naar zeer erotisch. Daarmee bedoel ik dat ieder lichaam een andere kwaliteit van erotiek heeft. Die erotiek komt trouwens maar tot stand wanneer de erotiek van de kijker mee in het spel komt. Nog een evidentie: niet elke man/vrouw valt voor dezelfde erotiek. Voor sommigen moet er veel vlees aan zijn, voor anderen juist weinig. Voor sommigen moet het klein en fijn zijn, voor anderen mag het rond en wild.

karens-bath.jpg

Zoals reeds gezegd vertegenwoordigt erotiek slechts een deel van het menselijk leven, weliswaar een belangrijk en al te veel veronachtzaamd deel, maar toch slechts een deel. Vooral wanneer je – zoals ik doe – gaat betogen dat je via het waarnemen van het naakte lichaam in contact kunt komen met iemands hoogsteigen individualiteit, moet je het niveau van de erotiek ontstijgen. Laat ons daarom, weer via een algemeen bekend beeld, terug naar die dichters grijpen voor wie de ogen van de geliefde de spiegel zijn harer ziel. Iedereen heeft de ervaring dat iemands ogen hem iets leren over de bezitter van die ogen, zij het dat dit meestal intuïtief gebeurt. Je hoeft geen iriscopist te zijn om te zien hoe iemands ogen uitdrukking kunnen zijn van gemoedstoestanden of intelligentie, gezondheid of temperament.

En zoals de dichter zich schoolt in het waarnemen en het beschrijven van de ogen, kun je je natuurlijk ook voorstellen hoe je jezelf kunt scholen in het waarnemen van het naakte lichaam in zijn geheel. Want ogen, lippen, handen, benen: apart genomen vertellen ze toch altijd slechts een deel van het verhaal. In de holistische tijden waarin we leven, zou het toch een vanzelfsprekendheid moeten zijn ook het menselijk lichaam in zijn geheel te willen beschouwen. Misschien niet direct in het sociale leven, maar dan toch in situaties waarin het lichaam bewust getoond wordt, nl. op foto’s, bij theater en dans. Maar dit holistisch waarnemen maakt het beschrijven ervan zeker niet gemakkelijker. Er bestaan dikke boeken over wat je uit handlijnen of oogirissen kunt aflezen. De boeken over het naakte lichaam zouden dat allemaal moeten bevatten en nog veel meer!

Ik denk dat het niet nodig is om zulke boeken te schrijven. De essentie van het waarnemen van het naakte lichaam berust immers niet in een catalogiseren van de verschillende verschijnselen aan de verschillende lichaamsdelen. De essentie zit hem juist in het samenballen van al deze ‘informatie’ in één beeld: hét beeld. En in het besef dat elk beeld op zich opnieuw tijdelijk en partieel is, maar desalniettemin ingeschakeld in de continuïteit van het leven van de waargenomen persoon. En tenslotte ook in het inzicht dat de waarnemer zelf bijdraagt tot dit beeld (zoals de erotiek van de waarnemer een rol speelt bij het erotisch vinden van een ander persoon).

Ook voor dit samenballen, dit besef en dit inzicht is scholing nodig. Deze keer geen scholing van de waarneming, maar een scholing van het denken, het denken dat de waarneming oppakt, tot een individuele voorstelling maakt door er begrippen mee te verbinden en deze voorstelling vastkluistert in het persoonlijke geheugen, voor later gebruik, vergelijking en ontwikkeling. Het is dezelfde scholing als de scholing die nodig is voor het fenomenologisch (of goetheanistisch) natuuronderzoek. Het vereist een open, onbevooroordeelde instelling van het denken, een kunstzinnige gemoedsgesteltenis en een overgavevolle liefde voor het waargenomene. Wat mij persoonlijk betreft, stel ik – en ik herhaal mijn woorden van hierboven – dat ik deze liefde enkel kan opbrengen voor mijn medemens, die me mateloos interesseert!

Werner Govaerts


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: