Herman van Hoogdalem

Geplaatst op zaterdag 28 januari 2006 @ 17:23 , 2514 keer bekeken

Wat mij meer en meer fascineert is het aandeel aan de materiële werkelijkheid van de esthetische ervaring die de kunstzinnige verbeelding kan oproepen. Ik ben een leek op het gebied van de esthetica. Het heeft me altijd een boeiend vak geleken, maar ik heb er nooit de tijd voor gezocht - laat staan gevonden - om me erin te verdiepen, ik bedoel te verdiepen op de systematische manier waarop - neem ik aan aankomende kunstenaars, schilders, musici of aankomende literaire wetenschappers of kunsthistorici dat tijdens hun opleiding leren. Ik heb mij weliswaar op het gebied van de poëzie vaak verdiept in de vraag wat gedichten kunnen te weeg brengen aan esthetische ervaringen en ook in de vraag hoe, dat wil zeggen met welke ingrediënten ze dat doen (zie daarvoor 'Het mechaniek van de ontroering', 'Mooi, maar dat is het woord niet', 'Twee ambachten') maar ik deed dat op een amateuristische manier.

Ik ging af op mijn ervaringen als dichter en lezer, op de ambachtelijke ins en outs van het maken van eigen gedichten en het beoordelen van die van anderen.

Daarbij kwam ik steeds tot de conclusie dat de esthetische ervaring, de ervaring van 'schoonheid' en 'waarheid', je als het ware 'overvalt' als je denkt, voelt, beseft: 'zo is het, zo eenvoudig, zo vanzelfsprekend, dit is precies wat ik zocht, ook al wist ik niet dat ik dit zocht'. Alsof je een verlangen pas leert kennen als het vervuld wordt. Ik vergeleek de esthetische ervaring met de ervaring die een wetenschappelijke ontdekking oproept: wat 'ontdekt' is, was er al, we wisten het nog niet, de werkelijkheid was op dit punt nog onbegrepen - en ineens beseffen we: maar natuurlijk, zó is het, zó is het altijd geweest! Verbazing en herkenning tegelijk. Maar wat het dan is in een gedicht dat deze ervaring oproept? Tot nu toe ben ik niet veel verder gekomen dan het vermoeden dat het iets te maken heeft met de 'non-verbale' elementen in de taal, met 'stem', klank, ritme, melodie. En bovendien met verwijzingen naar herkenbare materiële elementen in de werkelijkheid, een man, een vrouw, een tafel, een stoel, een weiland, een boomgaard.

En last but not least: het goede gedicht is gemaakt met taal, taal die iedereen gebruikt, waarmee iedereen de werkelijkheid beschrijft, maar die in het gedicht de indruk maakt nog nooit zó te zijn gebruikt. De taal die wij allemaal gebruiken wordt zo gemodelleerd dat je denkt: ik wist niet dat je met taal zóveel kunt laten zien.Hier aangekomen ga ik nu een paar voorzichtige stappen zetten op een voor mij nieuw terrein, dat van de beeldende kunst. Beschouw mij als een bescheiden amateur. Laat ik nog even omkijken naar het begin van dit stuk, waar ik mijn fascinatie noemde: het aandeel van de materiële werkelijkheid aan de esthetische werking van kunst. Het is toch wonderlijk dat wij mensen al zo ongelooflijk lang tekeningen maken, muziek maken, beelden maken, zingen, dansen. Waarom? Het is mijn overtuiging dat de drijfveer kunst te maken verband houdt met onze diepste wens: de wereld te leren kennen, tot deze wereld te behoren, te begrijpen waarom we er zijn en onze tijdelijkheid, onze fysieke tijdelijkheid wel te verstaan, te aanvaarden.

De verwevenheid met de wereld, het bewustzijn dat die verwevenheid tijdelijk is, de nabijheid van die wereld en de afstand tussen ons en die wereld zijn mijns inziens de bronnen van onze artistieke betrokkenheid bij die wereld, een betrokkenheid die verwant is aan de wetenschappelijke. En daarmee kom ik op een gedachte die mij meer en meer bezighoudt: dat het de materiële aspecten zijn van een kunstwerk, die mijn esthetische ontroering niet alleen mogelijk maken, maar ook intensiveren. Een schilderij is gemaakt met verf en het is voor mij zeer ontroerend tegelijk te zien dat het verf is wat ik zie, maar ook iets anders, iets dat betekenis krijgt in mijn hoofd . Een cello is een ding van hout, je hoort aan dit ding ook dat het van hout is en tegelijk is het geluid dat door hout wordt gemaakt iets dat betekenis krijgt, immaterieel wordt. Een gedicht is van taal, van klanken waarmee bij lezing ineens geen gewone mededelingen worden gedaan maar waarmee in onze hersenen verrassende betekenissen worden opgeroepen. De verwantschap met wetenschap noemde ik al.

Hoe ontroerend is het niet om te beseffen dat de wereld, inclusief de mensheid, niet zou bestaan zonder fundamentele, materiële wetmatigheden. Ik denk hierbij met name aan het fenomeen wat mij in mijn ambacht als psychiater, als dokter en wetenschappelijk onderzoeker, zo bezig gehouden heeft: dat materie, chemische en fysische processen 'geest' 'produceren'. De mens is materie en geest tegelijk.

En dan kom ik eindelijk terecht bij waar het hier natuurlijk om gaat: de beelden van de werkelijkheid die Herman van Hoogdalem ons toont. Het is fascinerend om te zien hoe die beelden zo duidelijk de tastbare, fysische middelen tonen waar hun betekenis mee wordt opgeroepen. Het gaat me vooral om zijn aquarellen want daarin is het materiële aspect van zijn werk het meest pregnant. Dat werk is zo duidelijk 'artefact', maaksel van water en kleurstoffen. Het gevoel dat je krijgt bij het kijken, dat ontroerende 'weten': zo is de wereld, wordt niet alleen door 'beeldtaal' gewekt, maar ook, en in niet geringe mate,afstandelijkheid verwante houding die noopt te laten zien wat je methoden zijn, je instrumenten, je materiaal: water dat kleurstoffen meeneemt naar een stuk papier en die daar achterlaat. Het water is weg maar blijft als een herinnering: je ziet dat het papier nat geweest is.

Misschien is alles wat ik tot nu toe heb beweerd in de wetenschappen die kunst tot onderwerp hebben, al uitentreuren bekend en dus overbodig. Laat ik dan eindigen met een gedicht dat ik maakte uit bewondering voor het werk van Herman van Hoogdalem. Dit gedicht kent dan tenminste nog niemand. Het is geïnspireerd door een van zijn aquarellen.

Bron: http://www.hermanvanhoogdalem.nl/


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: