Blogposts

Blog

Geplaatst op dinsdag 18 december 2018 @ 18:41 door Calamandja , 1094 keer bekeken

Een kwarteeuw lang maakt Filip Naudts beelden onder de naam Guarda La Fotografia. Zowel bekende als minder bekende mensen trokken voorbij zijn lens. Soms in een conceptueel jasje via wat hij als vrij werk omschrijft, soms in opdracht van magazines en populaire media in meer commercieel getint werk. Als estheet is hij steeds eigenzinnig op zoek naar de juiste context voor zijn modellen en het finale beeld dat eruit resulteert. Als peintre-photographe kent hij de Westerse kunstgeschiedenis die met de nodige humor en elegantie wordt ingezet om concept en sfeer geregeld bij te lichten. 
 
Momenteel loopt er een overzichtstentoonstelling in het Stadsmuseum van Lokeren om deze 25 jaar te vieren. Met een heterogene reeks foto’s van uiteenlopende formaten op verschillende dragers wordt getracht om 25 jaar beeldend werk representatief voor te stellen. Tijd dus voor een interview met de fotograaf in kwestie over vertrouwen, methodiek en de evolutie van de fotografie als medium.
  

Jouw foto’s geven de indruk spontaan tot stand te zijn gekomen, maar zijn deels ook het resultaat van mis-en-scène. Hoe zit die relatie tussen wat vooraf overwogen wordt en wat spontaan ontstaat op scène in elkaar? Of dient deze methodiek verhuld te blijven?
Ik heb geen geheimen wat dat betreft. Het zou me verbazen moest ik een soort formule hebben waarmee ik tot het eindresultaat kan komen. Als het gaat over mijn vrij werk heb ik wel een soort plan in gedachten over welke reeds ik wil maken, wat ik erin kan opnemen, welke mensen ik voor een rol hierbinnen geschikt zie en zal uitnodigen. Voor commercieel werk krijg ik iemand aangeboden en dan moet ik daarmee iets doen. Dat is een wezenlijk verschil. In het laatste geval maak ik een voorstudie van wie die persoon is, hoe ik die moet benaderen vooral en welke concepten ik kan voorleggen zonder dat hij/zij me al op voorhand zegt: hier houdt het op. 
 

Filip Naudts – Fleur Van Groningen (2009)

Bijvoorbeeld het werk dat daar ophangt (De Boezemvriend met Fleur Van Groningen – reeks La clé du boudoir, 2009) is ontstaan op uitnodiging van de Galerie (Van Campen & Rochtus). Ik zag toentertijd Fleur Van Groningen – die ik nog niet kende – op een benefietconcert achter de piano met haar lange haar, diepe decolleté, rode nagels en lippen. Ze maakte een indruk op me en ik nodigde haar uit in de studio. Ik legde uit dat ik bezig was met het maken van een nieuwe reeks zonder te weten welke richting ik ermee wilde uitgaan. Ze heeft dan een dag vrijgemaakt om met mij in de studio aan de slag te gaan en te experimenteren. Er zijn heel veel foto’s genomen die dag, de meeste waren niet bruikbaar, maar de richting hebben we dan wel gevonden. Achteraf pas heeft ze een stuk mee de richting van de reeks zelf bepaald. Geleidelijk aan begon ik verder na te denken over de beelden die hierbij zouden kunnen aansluiten en begon ik ook andere mensen uit te nodigen waarvan ik dacht dat ze hierbinnen op de een of andere manier pasten.
 
Dat lijkt op een organische aanpak. Zou je kunnen zeggen dat zij een stuk de methodologie voor die reeks heeft bepaald? 
Er waren veel vrouwen aanwezig op dat concert en zij paste als enige binnen het prille idee dat ik toen had over de reeks die eigenlijk nog moest ontstaan. Het was een intuïtief gestuurde keuze. Gilda De Bal was de tweede langharige vrouw die ik uitnodigde. Vrouwen met lang haar hebben sowieso een voorsprong (lacht). Haar verschijning op dat moment heeft een stuk de reeks bepaald. 
 
Heeft het model altijd inspraak in hoe het beeld er uiteindelijk zal uitzien? Per definitie betekent de verschijning op zich al duidelijke fysieke inspraak. Ik doel meer op de configuratie van het beeld, de setting, de rekwisieten enzovoort.
Ik zie dat altijd als een samenwerking, ook voor mijn commercieel werk. Ik zal altijd rekening houden met de wensen, verwachtingen en grenzen van de mensen die ik voor de camera heb. In het geval van Fleur Van Groningen heb ik haar op voorhand (voor de test shoot) foto’s, schetsen en tekeningen doorgestuurd om af te toetsen of we op dezelfde golflengte zaten. De sfeer van het uiteindelijke beeld zat er volgens mij ook tussen, of althans ook iets gelijkaardig. Ook bij Roos Van Acker (Roos op mijn schouder – reeks Histoire de l’oeil, 2005) vertrok van een beeld van een verliefd koppeltje op een festivalweide. Om mijn idee te kunnen uitleggen, heb ik beelden nodig die ik dan doorstuur naar het model in kwestie, om te voelen of ze me kunnen volgen of niet. Als alles moet uitgelegd worden op het moment van de shoot, speel je een gevaarlijk spel. Ik bereid dit altijd wat voor. Het vergemakkelijkt het proces van elkaar aanvoelen. 
 
Beelden gebruiken om ideeën te communiceren is een interessant element binnen jouw creatieproces. Het sluit als communicatiemedium nauw aan bij het eindresultaat. Beelden voor beelden. 
Ik communiceer zeer weinig in woorden. Een interview is ook altijd een uitdaging voor mij. Ik denk niet gemakkelijk na in woorden, veel meer in beelden. Als jij me vragen stelt in woorden, moet ik met woorden antwoorden. Dat is soms heel moeilijk omdat ik de verbale taal minder machtig ben dan de beeldtaal. Ik ontdek soms dingen in mezelf door woordelijk vragen gesteld te krijgen. Ik moet dan diep graven. De reeks dateert natuurlijk ook al van 2009 (lacht). Een zeer toffe reeks om te maken wel. Veel buikgevoel en een organisch proces dat door beeldtaal aan beide zijden werd gevoed. Een dag voor een portret betekent dat je veel tijd uittrekt en het proces alle kanten uit kan gaan. Dat is een zeer plezante manier van werken. Binnen diezelfde reeks gebeurde het ook dat alles op voorhand uitgetekend werd. Dat werkt afhankelijk van de magie die ontstaat tussen mezelf en het model. Som schat je dingen ook verkeerd in. Het idee op zich is misschien wel heel leuk, tot op het moment dat je het effectief probeert vorm te geven en ontdekt dat het dat niet is.
 
Het is een voortdurend zoeken naar consensus tussen model en fotograaf?
Beide partijen moeten echt op dezelfde golflengte geraken. Anders werkt het niet. 
 
Hoe win je het vertrouwen van je modellen om hen zaken te laten doen die jij in gedachten hebt en die mogelijk niet vanzelfsprekend zijn voor hen?
Ik heb vaak dingen in mijn hoofd op voorhand, vooral bij commercieel werk, maar ook bij vrij werk. Ik heb dingen in mijn hoofd die ik moet gaan aftoetsen met de modellen. Werkt het of niet bij dat type persoon? Als ik het kan uitvoeren, zoveel te beter. Bij de reeks La clé du boudoir (2009) is dat zeker gelukt. Bij werk voor magazines heb ik verschillende plannen in mijn hoofd. Hoe wil ik mijn beeld maken? Plan A, B en C. Ik bouw dat dan op tijdens de fotoshoot. Starten met een eenvoudig portret om nadien iets toe te voegen. Als het gevoel goed zit en de magie ontstaat, kan je rustig verder boetseren. Als er hiervoor tijd is tenminste. Dat is niet altijd zo. Soms ben je te snel en werkt het niet meer. 
 
Dan verbrandt je het proces als het ware.
Inderdaad. Herinner je het beeld van de drie schlagerzangers? Dat was een zeer moeilijk proces. Ik was geleidelijk aan aan het opbouwen en had feesthoedjes, confetti en zo meegebracht. Ze blokkeerden vrij snel. Angst om belachelijk gemaakt te worden. Ze gingen vrij snel in het defensief met zijn drieën. Dat was moeilijk. Het moest ernstiger voor hen. Ze waren ook niet vertrouwd met mijn werk en sloegen tilt, net als ikzelf overigens. Alles wat ik voorstelde, was fout. Uiteindelijk waren we met zijn allen buiten ergens en stelde ik hen voor om toch nog te proberen om een openingsbeeld te schieten voor P-Magazine. Dat mag sowieso iets ludieker zijn. Ze stonden met drie naast elkaar, dat was op zich niet veel zaaks natuurlijk. Ik vroeg aan Jo Vally en Garry Hagger om elkaar stevig te omhelzen terwijl Paul Severs ertussen stond. Snel even lichtmeting doen en dan afdrukken op het moment dat een spontane lach op hun gezichten kwam. Een simpel concept waar ze geen graten inzagen. Hier hadden plannen plaats gemaakt voor improvisatie van het moment. Soms zijn plannen niet uitvoerbaar.
 
Het opbouwen van de vertrouwensband en het bereiken van de juiste afstand-nabijheid is dus cruciaal voor het komen tot de juiste beelden.
Klopt. Met Lesley-Ann Poppe was dit gelijkaardig. Zij leek heel erg open te staan voor veel ideeën, ging voor een specifiek concept moeiteloos uit de kleren in de studio. Toen ik het idee van de fietspomp voorstelde, klapte ze dicht. Dan moest ik een paar stappen teruggaan om terug vertrouwen te winnen en uitleggen waarom ik dit deed. Ik voel me soms meer psycholoog dan fotograaf.
 
Het creëren van de juiste omstandigheden dus om de modellen te willen laten doen wat je hen voorstelt?
Het vraagt soms meer energie om vertrouwen te winnen dan een foto te maken. De technische bagage leert je enkel om op een snelle manier een foto te maken
 
Fotografie wordt soms als iets agressief gepercipieerd, een foto ‘nemen’ van iemand (Susan Sontag), soms straalt het macht uit als we bijvoorbeeld denken aan het beeld van het aangespoelde Syrische kindje Aylan (2015), soms is het pure esthetiek… 
…ik gebruik mijn modellen eigenlijk ook, zij mij ook. Ze moeten altijd met het beeld akkoord gaan uiteraard. Zij gebruiken mij ook om een mooi beeld te hebben van zichzelf, dus het is een wisselwerking. Er zijn wel al discussies geweest omdat ik een bepaald beeld erdoor wil krijgen dat het model zelf niet echt zag zitten. Dat heeft finaal weinig zin. Nooit pushen.
… hoe zie jij zelf de beelden die je maakt in je vrije werk? Het uiteindelijke portret, zie je dat als een soort blauwdruk van wie die persoon is of is geweest op een bepaald moment? 
Ik ben redelijk egoïstisch wat dat betreft. Ik probeer daar meer mezelf in te steken dan de persoon in kwestie te portretteren. 
  
Hoe bedoel je dit precies?
Eigenlijk zijn mijn portretten altijd voor een groot stuk zelfportretten. Ik kruip hiervoor duidelijk niet zelf voor de camera, maar gebruik mensen om mijn eigen ding op te projecteren. Dat is altijd zo geweest. Ik doe op voorhand wel research over het model dat ik voor mijn lens krijg, maar dat is voornamelijk om hen op een goede manier te kunnen benaderen en hun interesseveld te triggeren. Opdrachtwerk (commercieel) is anders. Daar moet de link wel duidelijker zijn. Ik tracht die er ook wel altijd in te steken. 

Het doet me denken aan een eerder interview uit 2013. Weet je ondertussen al wie je bent? Wie is Filip Naudts? De vraag werd toen gesteld door een journalist van Het Nieuwsblad. Wat was het antwoord toen?
Toen antwoordde je dat je dat niet weet en dat vooral de perceptie van anderen hierover van belang is om hierover te oordelen. Kan je zeggen dat jouw werk een groot stuk jouw identiteit bepaald heeft?

Als ik naar mijn foto’s kijk, kijk ik in de spiegel. Als ik in de spiegel van 20 jaar geleden kijk, schrik ik soms omdat ik mezelf niet meer herken. Vroeger was mijn werk veel donkerder, rauwer terwijl uit mijn later kleurrijker werk meer humor en joie de vivre spreekt. Ik ben ook net 50 geworden, dus relativeren lukt steeds makkelijker (lacht).
 
Fotografie is een massamedium geworden ondertussen, een sociaal ritueel dat mensen aanwenden om de eigen onrust te temmen…
…op zich is het wel tof dat iedereen leert fotograferen en we met beelden leren communiceren. Ik vind dat een positieve evolutie. Commercieel gezien niet natuurlijk.
…tegelijk blijft het ook een kunstvorm. Er blijven fotografen bestaan die professioneel foto’s maken ongeacht de status van massamedium…
…en de vraag is of dat uiteindelijk gaat verdwijnen? Volgens mij wel. Als de beeldtaal op die manier blijft evolueren. Als we dit met 5 of 10 jaar geleden vergelijken dat is het verschil enorm. Mensen maakten toen foto’s zonder veel na te denken over bijvoorbeeld kadrering. Mensen leerden ondertussen veel beter kijken en selecteren welke beelden ze willen delen met anderen en welke niet. Ik vind dat een fantastische evolutie. Op sociale media passeren soms fantastische beelden van mensen die helemaal de opleiding niet hebben genoten op vlak van fotografie of beeldvorming in het algemeen.
 
Hoe onderscheid je je als fotograaf dan nog van de fotograferende massa? Is het de hoger liggende technische lat, het conceptuele karakter, het om den brode fotograferen?
Dat vind ik een heel moeilijke vraag. Ik onderscheid me niet van anderen op dat vlak. Ik zie soms werk passeren van beginnende fotografen waar ik een enorme bewondering voor heb. Concepten die worden bedacht die ik had willen uitdenken. Zo’n dingen gebeuren. Ik onderscheid me niet van amateurfotografen als ze sterke beelden maken. 
 
Maar jij hangt wel in het Stadsmuseum in Lokeren en de amateurfotografen niet natuurlijk.
Misschien ben ik er meer en al langer mee bezig dan zij. Ik weet het niet. Er zit ondertussen ook een zekere routine in mijn werk wat kwaliteit betreft waardoor ik me onderscheid. Ik zou dat nog zien zitten om een aantal amateurfotografen samen te brengen om een tentoonstelling uit te denken met hun werk.

Is dat nog iets voor de toekomst?
Graag zelfs. Ik heb vroeger heel veel in jury’s gezeten waar beeldend werk beoordeeld moest worden. Daar passeerden foto’s waar ik echt van onder de indruk was. Daarmee gaan werken lijkt me iets interessant om te doen.
 
Bij jouw foto’s vervaagt de grens met schilderkunst op verschillende manieren. Het portret van Borremans is bijna geschilderd à la Borremans terwijl er voor het portret van Van Gogh een model is gebruikt bijvoorbeeld. De verwijzingen naar de kunstgeschiedenis zijn zowel expliciet als impliciet opgenomen in jouw werk. Heeft beeldende kunst als inspiratie altijd een belangrijke rol gespeeld in leven en werk?
Ik denk daar heel weinig over na eigenlijk. We worden allemaal massaal zo beïnvloed door beelden rondom ons. Museumbezoeken hadden vroeger een andere betekenis. De komst van internet heeft veel veranderd. Ik heb een beeldendatabank op mijn computer die is opgedeeld in verschillende mappen waarmee ik beelden verzamel en categoriseer. Het moment bepaalt ook veel. Soms heeft beeld op een bepaald moment meer waarde dan op een ander moment. Dan bewaar ik het voor later om er misschien niet meer naar te kijken of zelfs weg te gooien.
Het samenwerken met andere kunstenaars is ook iets wat ik graag meer zou doen in de toekomst. Ik proefde er al van via het project The picture of Dorya Glenn (2017) en ik vond dat zo verrijkend om samen tot iets te komen. Het uitwisselen van ideeën…
 
…de kracht van dialoog…
…ja ik vind dat super. Dan kom je nog tot een sterker resultaat. Hoewel dit bij het project met Julie O’Yang (The picture of Dorya Glenn) niet van een leien dakje is gelopen. Het heeft veel tijd, energie en geld gekost om dit project gepromoot te krijgen. Alles errond heeft veel gevergd waardoor we als kunstenaars niet voor de volle 100% ons ding hebben kunnen doen. Dat is jammer. Eigenlijk hadden we een extra partner nodig die dit uit onze handen had kunnen nemen, weten we nu. We zijn zelf voor 90% met promotie bezig geweest. Dat is er te veel aan geweest. Bovendien kwam de beeldtaal op dat moment een beetje ongewenst. In een periode van fundamentalisme en aanslagen begrijpt niet iedereen de beeldtaal van een boerka met handpistool.
 
Of het is misschien net wel interessant om dat dan te tonen?
Dat dachten wij ook. Gelukkig bereikten we met dit project dan ook een nichemarkt, zelfs tot in de VS en Azië.
 
Als kunstenaar moet je vooral bezig zijn met creëren en al de rest overlaten aan anderen?
Dat vind ik wel. Maar we hebben het allemaal wel gedaan natuurlijk, en daar zijn we best wel trots op, maar het is anders dan wanneer we de balans hadden omgedraaid naar 90% artistieke inbreng en 10% PR.
 
Veel bekende mensen passeerden je lens. Hoe overtuig je ze om binnen jouw vrij werk langs te komen om te participeren?
Ik stuur ze gewoon een e-mail waar ik meteen wat beelden aan toevoeg. Meestal gaat dat zo. Ze krijgen een idee van wat ik wil. Omdat ik vrijwel alleen bekende koppen fotografeer, kennen ze me ondertussen al een beetje. Het is zo gegroeid. De eerste jaren was dat vooral moeilijk. Dan moet je overhalen met wat uitleg rond het concept en zo vertrouwen winnen. Nu is dat allemaal wat gemakkelijker geworden. En hebben ze even geen tijd, niet erg, er zijn er genoeg (lacht).

25 jaar. Dat wil ook zeggen dat je analoog en digitaal hebt gefotografeerd. Hoe heb je die transitie ervaren?
Al meer digitaal dan analoog ondertussen. De overgang was een zegen voor mij. Ik was die donkere kamer kotsbeu, bijna letterlijk. Het moment van ontwikkelen is magisch. De eerste werkdag als stagiair werd ik al meteen in de DOKA gedumpt. Ik had geen enkele ervaring. Ik heb die dag veel foto’s geprint en dat was fantastisch. Je start met een wit vel papier en er komt geleidelijk aan een beeld op. Maar na 10 jaar heb je het wel gezien. Het magische is eraf. Bovendien is het geen gezonde omgeving. De chemicaliën zijn ten eerste zeer slecht voor de gezondheid. Ook moest ik die weggieten. Daarover voelde ik me bijzonder schuldig. De zuren en basen compenseren elkaar wel een beetje, maar het blijft een vervelende actie. Ook kan je geen telefoon opnemen, je kan de deur niet gaan opendoen. Je bent geïsoleerd. Een pintje drinken, lukt niet met die giftige dampen die er hangen. Ik stelde dit ook altijd uit tot ik dan een hele dag afdrukwerk had van ’s ochtends tot ’s avonds waardoor ik er halfziek uitkwam. 
 
Een welgekomen transitie dus.
Inderdaad. Je kan je beelden ook stap voor stap gaan opbouwen en verfraaien. Een stap te ver gegaan? Dan zet je een stap terug. Met een biertje achter je klavier, je kan eens een telefoon opnemen. Fouten in de DOKA betekenden meestal helemaal opnieuw beginnen. Dat kon soms verschillende keren zijn waardoor je extra kosten maakt en de afvalberg vergroot.
Het sacrale moment van afdrukken wordt ook niet meer verhuld. Er is instant reflectie, feedback en bijsturing mogelijk nu waar je vroeger veel langer moest wachten op het resultaat.
Je kan op het moment zelf zaken bijsturen. Vroeger was het afwachten tot het moment van ontwikkelen om dan “Oh, yes” of “Oh, shit” te zeggen. Het verschil tussen modellen opnieuw opbellen om terug langs te komen om alles opnieuw te doen en geluk te hebben dat alles goed is verlopen zat soms in een klein hoekje.
 
Wat staat er de komende 25 jaar nog te gebeuren?
Dat hebben ze me in het Stadsmuseum ook gevraagd. Ik vind dat moeilijk. Ik weet dat eigenlijk niet.
 
Je gaf al aan interesse te hebben in samenwerking met andere kunstenaars, curatorschap van een expo van verschillende fotografen enzovoort…
…dat zou ik inderdaad leuk vinden, als ik hiervoor een budget zou aangeboden krijgen. Ik denk dat dat inderdaad heel verrijkend kan zijn voor alle deelnemers.

Ligt de kracht van samenwerken ook niet in de onvoorspelbaarheid van het eindresultaat omdat de dialoog iets toevoegt aan het totstandkomingsproces en zo ook aan het eindresultaat zelf?
Volgens mij wel. Ik zoek graag de spanning op en wil nog grensverleggend zijn in samenspraak met anderen. Uit de comfort zone komen, biedt andere inzichten en resultaten. Onbekende werelden binnentreden en zien welke chemie dat oplevert, lijkt me een boeiende weg.
   
25 jaar Guarda La Fotografia nog tot 28/04/2019 te zien in het Stadsmuseum in Lokeren. 
Meer info  over het beeldend werk via www.guardalafotografia.be en over de expo via https://www.lokeren.be/vrije-tijd/stadsmuseum-lokeren/25jaarfilipnaudts 

Bron: Koen Van Damme, http://www.theartcouch.be/



Reacties

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.